Deze website biedt honderden oefenigen en programma’s waar je echt heel veel aan kunt hebben. Toch merk ik dat het heel lastig is voor de meeste mensen om zich ertoe te zetten, ook al willen ze het wel, en zeker om het vol te houden. Geen tijd? Geen zin?
Meer, veel meer nog dan luiheid of het gebrek aan tijd zijn er andere oorzaken voor onze moeizame relatie met (lichamelijke) gezondheid. Dit is deels cultureel bepaald. Binnen een calvinistische traditie gericht op werk en zorg voor de ander is zelfzorg, oefeningen doen voor jezelf, niet vanzelfsprekend, ook al leiden we inmiddels een veel individualistischer bestaan. Er zijn barrières, waarvan het handig is deze te realiseren, voordat je gaat proberen de goede weg in te slaan. Deze barrières kunnen allemaal teruggevoerd worden naar de gedachtes die we bewust of onbewust hebben bij het doen van lichamelijke oefeningen. Ik laat een aantal van deze gedachtes hier de revue passeren.
A – Denken over lichaam en geest
Sedert filosofen hun ideeën op papier zijn gaan zetten is er nagedacht over de relatie tussen hetgeen wij ‘geest’ noemen en hetgeen we lichaam noemen. Bij sommige auteurs komt daar ook nog de ‘ziel’ bij. De verschillende stromingen en 2500 jaar aan gedachtes hierover ga ik nu niet behandelen. Ik beperk mij tot de laatste inzichten, die niet alleen gebaseerd zijn op meningen, maar ook op wetenschappelijk en technisch onderzoek.
Dat de mens überhaupt is gaan nadenken over de lichaam-geestkwestie komt door het vermogen om te reflecteren op onszelf. De evolutie heeft ons een uniek brein opgeleverd met een hoog overlevingsgarantie. We kunnen de gevolgen van onze daden beredeneren (’als… dan’), onze beperkingen goed inschatten en deze door uitvindingen compenseren (van vuistbijl tot nano-deeltjes). We kunnen nadenken en nadenken over het denken (en hiervoor zelfs regels opstellen). Mijn kat zal het een worst wezen of zijn honger iets psychisch is of iets lichamelijks, als z’n bakje maar rond 6 gevuld wordt (liefst eerder). Daarna maakt hij zich geheel geen zorgen of dat morgen ook wel weer zal gebeuren en gaat hij doen wat hij het liefste doet (onbeschaamd met z’n pootjes wijd op z’n rug liggen uitrusten). Wij zien honger inmiddels als een ‘lagere’ lust en het denken als het hoogste goed. Enerzijds zoeken we snelle lustbevrediging om ons vervolgens druk te gaan nadenken hoe dit nog sneller of beter kan. De waarde die we aan het brein geven maakt dat we mensen met een fysiek beroep meestal ‘lager’ opgeleid noemen. De vereenzelviging van de mens met zijn denken werd door de Franse filosoof Descartes samengevat als ‘ik denk dus ik besta’. Vele eeuwen daarvoor had Plato trouwens al aangegeven dat de ideeënwereld de enige echte wereld is en het lichaam slechts een soort noodzakelijk aanhangsel. Wel een aanhangsel wat je goed moet verzorgen (‘een gezonde geest in een gezond lichaam’). Met de komst van het Christendom is zelfs deze lichaamsverzorging als noodzaak weggevallen. Deze zogenaamde dualistische opvatting is op veel gebieden nog dominant; zeker in zorg, onderwijs en veel beroepen waar lichaamsbeweging laag in aanzien staat of zelfs totaal is verbannen.
We zitten nu met een erfenis van vele eeuwen waarin is gedacht dat lichamelijke klachten en psychische problemen verschillende entiteiten zijn. Je hebt een lichamelijk probleem of een psychisch probleem. In de 2e helft van de 20ste eeuw is daar het begrip psychosomatisch bijgekomen om die problemen te definiëren die niet makkelijk onder te brengen zijn onder lichamelijk of psychisch. Overigens bedoeld men met psychosomatisch meestal dat een cliënt zich presenteert met een lichamelijke klacht, maar dat dit eigenlijk psychisch is. Het is voor ons moeilijk om te gaan met iets wat daadwerkelijk te maken heeft met ons functioneren als geheel. Vrij recent is in de zorg, bij de diagnostiek, het begrip SOLK geïntroduceerd. Dit staat voor ‘Somatisch Onvoldoend verklaarde Lichamelijke Klachten’ (Medically unexplained physical symptoms in het engels). Hier is zelfs een behandelrichtlijn voor huisartsen[1] voor, met als achterliggende idee: als het medisch niet te verklaren is dan moet het wel psychisch zijn.
De werkelijkheid is dus anders. Voor veel van de ‘SOLK’ zijn al hele goede verklaringen beschreven. We weten allang dat je ‘geestelijk niet alleen beter gaat functioneren door boeken lezen en praten, maar ook door bewegen (en goed eten etc). Net zo goed dat we weten dat ‘het ‘lichaam’ erg gebaat kan zijn bij gezonde emoties en de juiste mentale instelling. Bij somberheid en depressies is een rol van het immuunsysteem aangetoond, terwijl bij diabetes type 2 is bewezen dat stress (via de hormonen) een bepalende factor kan zijn.
Lichaam en vrijwel alle aspecten van de ‘geest’ zijn met elkaar verenigd, zoals appels met de appelboom of de boom met de wortels. Deze eenheid gaat de interactie aan met de omgeving, waarbij dan weer het ene aspect naar de voorgrond treed en dan weer het andere, maar deze hebben elkaar voortdurend nodig. Is het de angst die je in een boom doet klimmen als er een hongerige wolf verschijnt of zijn het je benen en armen?
Maar voorlopig zitten we nog opgezadeld met de dualiteit, waarbij de ‘geest’ domineert over het ‘lichaam’. En het ‘lichaam’ is iets wat je kunt repareren met mes en andere technieken[2]. Als tijd schaarser wordt, werk en zorg voor de ander belangrijk wordt gemaakt en de techniek bewegen feitelijk onnodig maakt is het dan ook niet verwonderlijk dat geestelijk werken alle aandacht krijgt en bewegen (en zeker ook ontspannen) door veel mensen wordt gezien als iets ‘lagers’ en verwaarloosbaars.
B – Denken over bewegen als sport en prestatie
Een van de gevolgen van het scheiden van (de aandacht voor) lichaam en geest is de introductie van sport om de fysieke prestaties aan af te meten. Sport als zelfstandige bewegingsvorm is ontstaan in de loop van de 19e eeuw, toen vooral de elite beroepshalve steeds minder aan beweging ging doen en er bovendien behoefte ging ontstaan aan ‘spelen’ voor het volk. Het doen van sport is ook zoiets wat je al dan niet van huis uit meekrijgt. Maar in ieder geval is iedereen van ons in aanraking gekomen met sport via school. En hier heeft men niet altijd de beste herinneringen aan. De sportlessen werden gegeven onder de naam ‘lichamelijke opvoeding’ (om het dualistische karakter nog maar eens te onderstrepen). Lichamelijke opvoeding betekende echter vrijwel altijd sport: optrekken in de ringen, trefballen, basketballen, rondjes hollen rond het veld of in de zaal en andere vormen van atletiek. In mijn tijd waren er dan altijd uitblinkers en de minder bedeelden. Zelf behoorde ik niet tot de besten. Ik moest altijd lang wachten voordat ik in een partij werd gekozen. Niet goed voor m’n zelfvertrouwen. Dat was misschien anders geweest als er aandacht was geweest voor dans, yoga, houdingsbewustzijn, ademhaling of boomklimmen. Maar de visie op lichamelijk opvoeding was vrij eenzijdig.
De lichamelijke opvoedingstraditie heeft veel mensen gefrustreerd bij het ontwikkelen van een goed zelfbeeld en verdween trouwens ook meer uit beeld naarmate het onderwijs ‘hoger’ werd. We leren liever over het menselijk lichaam vanuit de schoolbanken, dan vanuit de praktijk.
Tegelijk is er een groep mensen ontstaan die streven naar topprestaties van het lichaam door dit iichaam tot in het extreme en als een machine te trainen. En met z’n allen kijken we naar deze mensen (topsport). Maar met gezondheid of het verbeteren van eigenwaarde heeft dit niets te maken; voor de atleten in kwestie hoogstens tijdelijk.
Persoonlijk vind ik ook massa-bewegen zoals de vier-daagse, marathons lopen of Alpe d’Huez beklimmen een maatschappelijk verschijnsel die geen recht doen aan onze biologische behoeftes, maar meer gekoppeld is aan het leveren van een unieke fysieke prestatie (terwijl het fysiek van veel deelnemers hier niet eens is op toegerust). Wat niet wegneemt dat het wel kan appelleren aan hogere waardes (zie volgende hoofdstuk) en het mooi is als er geld voor goede doelen mee wordt opgehaald. Zelf geef ik graag aan goede doelen, vooral als ik er NIET mijn lichaam voor hoef te slopen en ‘normaal’ kan doen (aan de deur formuliertje ondertekenen).
De weerstand die veel mensen voelen bij (of na!) zo’n massa-beweging, de frustraties die veel mensen hebben ervaren bij het onvermogen om die ‘goede’ prestatie te leveren en die beide ook terug te vinden zijn in de sportschoolcultuur maken dat bewegen (en ontspannen) niet als vanzelfsprekend in het leven wordt geïntegreerd. Je moet een drempel over en de neiging om te stoppen, door oneigenlijke motivatie, is groot.
C – Denken over omgaan met energie
De mens is van nature lui. Daar heeft de evolutie voor gezorgd. 10.000den jaren was het zaak om zuinig om te springen met onze energie, want je wist nooit wanneer de volgende maaltijd zou zijn of wanneer een prooi of vijand z’n neus liet zien. Hierdoor zijn we een interval dier. Hollen (jagen, klimmen, vluchten) of stilstaan. We kunnen fysiek wel goede prestaties leveren, maar stilzitten, -liggen voelt beter, zodat bij velen de natuurlijke neiging is om niet meer te doen dan noodzakelijk. Hierin verschillen wij dan weer niet wezenlijk van mijn kat.
Jagen of vluchten zijn niet meer nodig, maar onze behoefte aan stilzitten in allerlei variaties is gebleven. Sterker nog, al de inventiviteit die we hebben ontwikkeld is vooral gebruikt voor het uitvinden en ontwikkelen van technieken die ervoor zorgen dat wij ons minder hoeven voort te bewegen. Landbewerkingsmachines, afstandsbedieningen (voor het overbruggen van 2 meter!) en email is het resultaat: meer gemak. We hebben daar van nature een sterke behoefte aan, derhalve verkoopt een wasmachine een stuk beter als een wasbord en pak je toch liever een stofzuiger als een stoffer en blik. Gemak verkoopt.
Hard werken is nog steeds een belangrijke waarde in onze cultuur. Het boek waar dit sterk wordt aanbevolen is 2000 jaar geleden geschreven in een natuurlijk gezien lastige omgeving. Logisch advies dus; het paradijs moet je verdienen. Deze aansporing is sterk in onze cultuur terecht gekomen. Maar hard werken betekent nu meestal lange dagen maken, met niet bewegen. Fysiek zware beroepen zijn zelfs omringd door arbo-regels; het moet niet te gek (meer) worden.
We gaan dus ambivalent om met energie. Fysiek niet te zwaar, maar mentaal (concentratie, kleine routinematige handelingen) moet het wel doorgaan 8 tot 10 uur per dag. En langer nog in stressvolle periodes. Evolutionair zijn we hier nog lang niet klaar voor,maar het gebeurt toch. En wie de hele dag in een callcentre heeft gezeten of voor de klas heeft gestaan is ’s avonds moe. Mentale energie mobiliseert evengoed stresshormonen. Deze zijn nodig voor fysieke arbeid. Weet het lichaam veel dat al die mentale (en mogelijk emotionele) onrust een doel op zich is. Hier wordt geen jachtpartij of volksverhuizing meer voorbereid; in het hoofd wordt gewerkt zónder fysieke consequenties. Het lichaam wordt op scherp gezet, maar komt niet in actie. En dat maakt moe. En wie moe thuis komt heeft minder zin om nog naar een sportschool te gaan (alweer binnen met een groep mensen om te presteren) of een stuk te wandelen, maar wel om op een terrasje te gaan zitten of een favoriet TV-serie te bekijken.
Jezelf mobiliseren om te gaan bewegen, iets actiefs met je lichaam te gaan doen lijkt dus iets onnatuurlijks, waar je je toe moet zetten. Waarom zou je: de vijand is overwonnen, het eten ligt hapklaar te wachten op je in de Marqt en de was hoef je hoogstens van de wastrommel te verhuizen naar de droogtrommel. Je spaart je energie liever voor… Ja waarvoor eigenlijk.
D – Denken over werk
Werk is enorm belangrijk voor de mens en automatisering van veel processen heeft dan niet verminderd. Het lijkt eerder erger te worden. Dat komt door een aantal ontwikkelingen, legt Ben Tiggelaar uit in zijn boekje Mooi Werk. We zijn ons enorm met ons werk gaan identificeren. Bij de meeste kennismakingen komt na de naam toch meestal de vraag wat doe je? Het werk vormt het centrum van je universum, waarbij hoofdwerk dan ook nog eens hoger gewaardeerd wordt als fysiek werk (en commercieel werk met veel targets hoger wordt gewaardeerd als werk in een non-profit omgeving).
Tegelijkertijd is de baanzekerheid afgenomen, wat onrust geeft en de noodzaak van alert zijn en bijscholen. En is de prestatiedruk toegenomen; we moeten onze inzet steeds vaker bewijzen. En heeft de technologie ervoor gezorgd dat we niet meer perse op kantoor hoeven te zijn (tussen 9 en 5) om produktief te zijn. Het nieuwe werken: werk is overal.
Sporten en bewegen wordt gezien als niet werken. Ten onrecht zoals we later zullen zien. De tijd die we hieraan besteden is vooralsnog luxe. Het gevoel dat het luxe is én het feit dat we ons na het werk niet al te energiek voelen, maakt dat het een sluitpost wordt in de dagbesteding.
Het is eigenlijk een wonder dat er nog mensen zijn die gaan trainen voor een marathon of hun lijf gaan oppompen ’s avonds in de sportschool. Wel verklaarbaar. Werken, ook mentaal werk dus, mobiliseert stresshormonen (cortisol met name) en bij sommige mensen versterkt dit de behoefte om de energie te activeren. (Te) hard sporten verbruikt deze hormoonvoorraad, maar vergemakkelijkt uiteindelijk ook de aanmaak. Ik heb in mijn praktijk regelmatig mensen gezien die zich overdag te pletter werken als consultant bij een bedrijf en ’s avonds nog eens twee uur gaan trainen. Het ontspannen schiet er dan helemaal bij in (behalve in de vorm van slapen waar de kwaliteit snel minder kan worden: vroeger wakker worden!). Overspanning (of overtraindheid – dat is goeddeels hetzelfde) ligt dan op de loer.
E – Denken over de plek van bewegen (en ontspannen)
‘Om te sporten moet ik weer m’n huis uit en ik ben al bijna niet thuis geweest’. Sporten/bewegen is iets wat je buitenshuis zou moeten doen. Meedoen aan een yogaklasje, een spinles of trainen met een personal coach motiveert beter. Maar het komt er vaak niet van. Alhoewel men eerder geneigd is om een klasje te volgen dan om thuis de oefeningen van de therapeut te doen.
Hier komen we op een belangrijk punt: we hebben de externe motivatie nodig van een klas, coach of schema om in beweging te komen. Als de vriendin met wie je altijd naar de sportschool gaat afbelt wordt het een stuk lastiger om jezelf te motiveren.
Thuis kun je echter ook heel goed aan oefeningen doen, en natuurlijk al helemaal aan ontspannen. Met Beweging.TV bied ik hiervoor genoeg inspiratie. Inhoudelijk gezien kun je thuis alles doen wat je ook elders kunt doen, behalve competitiesporten. Je kunt werken aan je kracht, je conditie, de lenigheid, balans of ontspanning van lichaam of de ‘geest’; kortom alle aanvulling op je dagpatroon die je maar wilt of denkt nodig te hebben Als je tijdens de tv-reclames de trap op en neer gaat lopen bijvoorbeeld doe je jezelf een groot plezier. Traplopen is weliswaar geen Olympische sport, maar houdt je beenspieren sterk, pompt het bloed goed door je lichaam en verbeterd je conditie en balans.
Thuis aan bewegen of ontspannen doen lijkt een enorme opgave. Veel mensen kopen weliswaar van die thuisoefen-apparaten (tellsell: “O Tony, et is keweldik”), maar die verdwijnen snel op zolder of Marktplaats. Oefeningen doen in de woonkamer op een matje lijkt ‘not done’.
Feitelijk is bewegen of ontspannen helemaal niet gebonden aan een plek. Het kan thuis, het kan op het werk (traplopen, lunchwandelen), het kan op de openbare weg, in het park, in de supermarkt of de sauna. Het kan zelfs tijdens lange autoritten door kniebuigingen te doen op de parkeerplaatsen, of even te ‘planken’ in het gras aldaar. Het zou geen verplichting moeten zijn die je aan een plek koppelt, maar aan een innerlijke gevoel van vrijheid en behoefte. Daar ga ik het in het volgende hoofdstuk over hebben.
F – Denken over jezelf
De meeste mensen zijn makkelijk te beïnvloeden. Van buitenaf. De omgeving heeft veel meer invloed op jou dan je zelf geneigd bent om aan te nemen (mode, trends, meningen). Sociaal psychologisch onderzoek heeft dit keer op keer aangetoond, met het toedienen van electrische schokken aan anderen als bekend hoogtepunt (of dieptepunt; het is maar hoe je het bekijkt).
Ga er maar vanuit dat ook jij redelijk makkelijk bent te beïnvloeden, behalve … door jezelf. Als jij iets serieus wilt gaan veranderen aan jezelf, zoals meer lichaamsbeweging, of meer ontspanning, ben je zelf heel goed in staat om smoezen of tegenargumenten te verzinnen om het niet te doen, of in ieder geval niet nu. Er zijn zaken die je makkelijk afleiden (‘nog even mijn berichtjes bekijken’) of gevoelens die sterk zijn en die je ervaart als ‘waar’ (‘ik voel er nu even niets voor en naar mijn gevoel moet ik toch luisteren?’). Je kunt zelfs hele negatieve gedachtes hebben als ‘dat kan ik toch niet’, of ‘zo ben ik nu eenmaal’ (druk en onsportief). Goede voornemens kunnen behoorlijk verstoort worden door het duiveltje in onszelf, dat inspeelt op je natuurlijke neiging om gevoelens boven rationele overwegingen en om korte termijn boven de langere termijn te stellen. Dit duiveltje zul je moeten gaan bestrijden.
Deze tekst maakt onderdeel uit van mijn publicatie ‘Zelfzorg kun je leren’, waarmee je kunt leren om op een betere manier de juiste stappen te nemen naar meer beweging, ontspanning en meditatie in het dagelijks leven. Deze publicatie vormt samen met een aantal mails en opdrachten verspreid over één maand een training in betere zelfzorg.
[1] https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-somatisch-onvoldoende-verklaarde-lichamelijke-klachten-solk
[2] Met de voortschrijding van de technieken wordt de ‘geest’ trouwens steeds meer ‘verlichaamd’ en wordt daar ook steeds vaker in gesneden e.d.
Meer lezen? Damian Young – ‘How to think about exercize’